Artikeloverzicht

"Reumatologie is cool geworden"

Na een lange loopbaan in de Sint Maartenskliniek gingen reumatologen Marcel Franssen (65), Maurice Jeurissen (64) en Hans Cats (60) in de zomer van 2017 met (vervroegd) pensioen. Hoe kijken zij terug? Wat is er de afgelopen dertig jaar veranderd?

De reumatologie is Hans Cats (in dienst sinds 1997) met de paplepel ingegoten. Zijn vader was reumatoloog en nam zijn kinderen weleens mee naar het werk, ter afleiding van zijn patiënten. “Wij zaten op hun bedrand te praten of lieten onze tekeningen zien”, vertelt Cats. “Destijds lagen patiënten soms maandenlang plat, omdat er geen goede medicijnen waren.” Marcel Franssen (in dienst sinds 1988): “Reumatologie had weinig aanzien, omdat de behandelmogelijkheden beperkt waren. Tijdens mijn opleidingsjaren sprak een cardioloog over ‘kwakzalvers’ als hij reumatologen bedoelde. Het idee was: reumatologie, dat ga je toch niet doen!”

Keuze voor het vak

Maar Franssen, Cats en collega Maurice Jeurissen (in dienst sinds 2003) kozen wél voor het vak, soms na eerdere omzwervingen. Zo was Cats ooit fagottist bij het Noordelijk Filharmonisch Orkest, maar ging hij later alsnog medicijnen studeren. “Aanvankelijk wilde ik internist worden. Reumatologie paste echter beter bij me, omdat je dan een langdurige relatie opbouwt met patiënten.” Franssens belangstelling voor het vak groeide toen hij in militaire dienst samen met een fysiotherapeut patiënten behandelde met klachten aan het bewegingsapparaat. “Later deed ik onderzoek naar patiënten met de Ziekte van Bechterew en werkte ik op de afdeling Reumatologie en klinische farmacologie. Vervolgens kreeg ik in 1984 een opleidingsplaats voor reumatoloog. Het was dus deels uit belangstelling, deels door toeval dat ik erin ben gerold.” Jeurissens interesse in het vak werd gewekt toen hij merkte hoe analytisch het is: “Je zoekt als een soort detective uit wat een patiënt mankeert en hoe je kunt helpen. Dat ligt mij wel.”

Ambitieuze start

Toen Franssen begon bij de Sint Maartenskliniek, werkten er drie reumatologen (nu zestien). “Mijn collega’s waren inhoudelijk sterk, creatief, ambitieus. Ze wilden de reumatologie moderniseren en ze wilden de beste worden.” Als ‘jonge honden’ sprak dat Franssen, Jeurissen en Cats aan. “Ik wilde ook graag meehelpen om de reumazorg te veranderen en te verbeteren”, vertelt Jeurissen. En Cats vult aan: “We wilden voor de troepen uit marcheren. Dat lukte vaak. Zo liep de Sint Maartenskliniek voorop bij de introductie van biologicals.” Terugblikkend waarderen de drie het enorm dat ze zich mochten ontwikkelen binnen hun eigen aandachtsgebieden: fibromyalgie (Cats), auto-immuunziekten (Jeurissen), inwendige gewrichtsbestraling, kinder- en gerontoreumatologie (Franssen). “Ook kregen we tijd en ruimte om ons te verdiepen in individuele patiënten. Dat komt de patiëntenzorg ten goede”, zegt Jeurissen, die hoopt dat jongere collega’s ook deze vrijheid zullen krijgen.

Stormachtige ontwikkeling

In de afgelopen decennia heeft de reumatologie zich razendsnel ontwikkeld. De diagnostiek verbeterde dankzij de komst van MRI-scans, PET-scans, echografie, labdiagnostiek. Ook kwamen er betere medicijnen, die eerder tijdens het ziekteproces worden ingezet. Cats: “Vroeger was de stelregel: start low, go slow. Je moest niet te snel met medicatie beginnen. Dat zou schadelijker zijn dan de ziekte zelf. Nu zeggen we: de ziekte is agressief, dus die moeten we meteen te lijf met de krachtigste middelen.” “We gingen van een multidisciplinaire en reumachirurgische aanpak naar een meer medicamenteuze behandeling”, vult Franssen aan. “Ook adviseren we patiënten tegenwoordig om actief te blijven, in plaats van rust te nemen.”

De beste

Cats constateert met verbazing dat de reumatologie cool is geworden, dankzij de resultaten die met deze aanpak geboekt worden. “Vroeger stond de wachtkamer vol rolstoelen, zagen we patiënten met vergroeiingen en beschikte de kliniek over zestig bedden. Nu kan je aan de buitenkant meestal niet zien wie reuma heeft en worden de meeste mensen met reuma poliklinisch behandeld.” Nu hij met pensioen is, durft Cats de stelling aan dat “de Sint Maartenskliniek misschien wel het beste ziekenhuis ter wereld is voor reumapatiënten. Zo blijkt uit onderzoek dat de ziekteactiviteit van patiënten met reumatoïde artritis bij ons lager is dan elders”, zegt hij trots. De goede prestaties zijn vooral te danken aan samenwerking. Cats: “Niemand van ons is een Einstein, maar samen bereikten we als reumatologen veel.” Franssen: “Ook de samenwerking met paramedici, (gespecialiseerde) verpleegkundigen en orthopeden was uitstekend. Belangrijk, omdat de gevolgen van een reumatische aandoening veel aandacht verdienen.”

Nieuwe plannen

De drie kijken met tevredenheid terug op hun tijd in de Sint Maartenskliniek. “Iedere dag dat ik ‘de bult’ op fietste was ik blij dat ik hier werkte”, zegt Franssen. Jeurissen en Cats delen dat gevoel. Toch vinden ze de tijd rijp om nieuwe wegen in te slaan. “We zullen collega’s en patiënten missen, maar zijn blij dat we van de administratieve afwikkeling zijn verlost”, stelt Jeurissen. Overigens laten ze hun vak niet helemaal los: Cats blijft actief voor patiëntenorganisaties, Franssen coacht studenten en Jeurissen zoekt nog een manier om vakinhoudelijk bezig blijven. Daarnaast willen ze meer tijd besteden aan familie, vrienden en hobby’s. Cats stort zich opnieuw in de muziek, Jeurissen wil vaker sporten en naar theater/musea en Franssen gaat meer tuinieren en lezen. “Bovendien willen Marcel Franssen en ik samen fietstochten gaan maken”, zegt Jeurissen. “En dan na afloop eten bij Hans Cats!”