Artikeloverzicht

'​Moet ik een heupprothese?'

Het plaatsen van een heupprothese is een veelvoorkomende operatie. Hierbij wordt de heup vervangen door een kunstheup. In onderstaand artikel geven onze orthopedisch chirurgen, gespecialiseerd in heupklachten, antwoord op de meest gestelde vragen over heupprotheses.

Wanneer ben ik toe aan een nieuwe heup?

Slijtage van de heup kan gepaard gaan met toenemende klachten en beperkingen in het dagelijks leven. Meestal treden deze klachten op latere leeftijd op, maar het kan soms ook bij jongeren al het geval zijn. Uw arts kijkt eerst zorgvuldig of een prothese de enige oplossing is voor uw klachten. Vaak is een gezonde levensstijl met voldoende beweging genoeg om uw klachten te verminderen. Pijnstillers zoals paracetamol kunnen daarbij soms verder ondersteunen. Als dit soort oplossingen nog werken, kan een heupprothese vaak nog worden uitgesteld.

Welke klachten heb ik bij een versleten heup?

De meest voorkomende klachten van slijtage in het heupgewricht zijn pijn en stijfheid. Meestal zit de pijn in uw liesstreek of bil, maar het kan ook uitstralen naar het dijbeen en de knie. Klachten treden vaak op aan het begin van een beweging of bij belasting van het betreffende gewricht, zoals bijvoorbeeld bij het opstaan uit een stoel. Pijn kan echter ook in de nacht aanwezig zijn, hetgeen kan leiden tot verstoring van de nachtrust. Meer informatie over slijtage van het heupgewricht leest u op de pagina ‘slijtage heupgewricht’. Het is raadzaam om de heupklachten door een orthopedisch chirurg nader te laten onderzoeken.

Hoe wordt een heupprothese geplaatst?

Standaard doen we in de Sint Maartenskliniek de achterste benadering. Hierbij loopt het litteken vanaf de zijkant iets naar achteren weg (richting de bil). Een alternatief is de voorste benadering, die ook gedaan wordt in enkele ziekenhuizen. Beiden hebben voor- en nadelen. Momenteel is het volgens de wetenschap nog niet duidelijk welke benadering de ‘beste’ is. De verschillen tussen beide benaderingen blijken een jaar na de ingreep erg klein. Bij beide benaderingen kunt u direct na operatie lopen en is slechts 1 of 2 nachten opname noodzakelijk. Eén van de redenen dat onze chirurgen kiezen voor de achterste benadering is hun zeer ruime ervaring hiermee. Bovendien biedt deze benadering een heel goed overzicht op eventuele afwijkingen van anatomie (bijvoorbeeld na heupdysplasie of reuma). Mocht het nodig zijn in de toekomst de heupprothese te vervangen, kan dezelfde benadering (litteken) worden gebruikt.

Welk materiaal wordt gebruikt bij een totale heupprothese?

totale heupprothese

Een heupprothese bestaat uit drie componenten: de steel, de kop en de kom. Globaal bestaan er twee soorten heupprothesen. De ongecementeerde en gecementeerde variant. Het verschil tussen beide is de manier waarop ze vast worden gezet in het bot. Bij de ongecementeerde prothese groeit de heup vast, bij de gecementeerde variant wordt de prothese middels een vulmiddel (botcement) vastgezet in het bot. In beide gevallen kunt u normaal gesproken direct na de operatie uw heup belasten. De verschillen tussen beide varianten zijn erg klein. De keuze welke prothese het beste bij u past is meestal afhankelijk van de individuele situatie, zoals bijvoorbeeld leeftijd en botkwaliteit. Bij een prothese die niet met cement vastzit, is de operatieduur meestal wat korter dan de operatieduur bij een prothese die wél met cement vastzit.

Wat zijn de ervaringen van een totale heupprothese?

Het plaatsen van een totale heupprothese wordt weleens gerekend tot de meest succesvolle operatie. Veel, zo niet alle heuppijn die heupslijtage veroorzaakt, kan door deze heupoperatie verdwijnen. De stijfheid van de heup wordt vaak ook een stuk minder. Mensen kunnen bijvoorbeeld weer beter lopen, fietsen, staan en slapen.

Wat is de levensduur van een heupprothese?

Bij het kiezen van een prothese maakt de Sint Maartenskliniek onder andere gebruik van protheseregisters. Het landelijk implantatenregister LROI is hier een voorbeeld van. Uit het register kan de levensduur van een bepaald type prothese worden afgeleid. Deze is bij veel mensen langer dan 15 jaar. Uit het register blijkt ook dat protheses minder lang meegaan bij jonge mensen, waarschijnlijk omdat zij meer bewegen dan oudere mensen. Boven de 70 jaar gaat de prothese bij 90% van de mensen minstens 15 jaar mee. Onder de 50 jaar gaat de prothese bij 70% van de mensen minstens 15 jaar mee. Het is dus ook zo dat bij vele mensen de heupprothese pas vele jaren later of nooit meer vervangen hoeft te worden.

Hoe lang moet ik revalideren na het krijgen van een kunstheup?

Nadat u een nieuwe heup heeft gekregen, moet u rekening houden met ongeveer 6 weken met krukken lopen. Afbouwen van het loophulpmiddel mag als u weer gemakkelijker zelfstandig kan lopen. Een fysiotherapeut kan u hierover adviseren. Autorijden en fietsen mag weer als u de loophulpmiddelen niet meer nodig heeft.

Wat zijn de complicaties bij een totale heupprothese?

De totale heupvervanging is wereldwijd één van de meest succesvolle operaties. Helaas is er ook bij deze operatie kans op complicaties. De complicaties die kunnen optreden zijn: 

  • Infectie (bacterie in de wond of op de heupprothese) 
  • Luxatie (heupkop die uit de kom schiet) 
  • Fractuur (tijdens of na het inbrengen van de prothese kan het bot breken. Indien dit gebeurt tijdens operatie kan dit meteen worden behandeld tijdens dezelfde operatie. Het kan zijn dat u dan niet direct het been mag belasten) 
  • Beenlengteverschil (het streven is om beenlengte links en rechts gelijk te houden of te maken. Om de heup stabiel te houden, wordt het been soms iets langer gemaakt. Indien dit klachten geeft, kan aan het korte been een verhoging in of onder de schoen worden toegepast) 
  • Trombosebeen (een stolsel in het bloedvat; om deze kans zo klein mogelijk te houden, krijgt u tot 4 weken na ontslag van de afdeling een injectie met bloedverdunnend medicijn) 
  • Vaatletsel/nabloeding/bloeduitstorting 
  • Zenuwletsel (klapvoet / beenpijn / gevoelsverlies in voet of been) 
  • Loslating van de prothese (komt de eerste 15 jaar na de operatie dus zelden voor).