Ondersteunende zorg

​Pijn na de operatie

Als de anesthesie na de operatie is uitgewerkt, kunnen er pijnklachten optreden. Het is belangrijk dat de pijn acceptabel blijft. Daarom heeft de Sint Maartenskliniek een Acute Pijn Service (APS) die uw pijnklachten de eerste 48 uur na de operatie bewaakt. Ook na die tijd, in het ziekenhuis en thuis, is een goede pijnstilling belangrijk.

Waarom is pijnbestrijding zo belangrijk?

Uit onderzoek is gebleken dat pijn een nadelige uitwerking heeft op uw herstel. Een goede pijnbehandeling verbetert de wondgenezing, versnelt de revalidatie en vermindert de kans op een infectie in de longen (pijn belemmert het goed doorzuchten en ophoesten van slijm). Daarom vragen wij u na de operatie hoeveel pijn u heeft en of de pijnstillers die u toegediend krijgt of slikt goed helpen. Op deze manier kunnen we als dat nodig is de pijnmedicatie tijdig aanpassen. Pijn is namelijk moeilijker te bestrijden als u langer wacht met het nemen van pijnstillers. Om uw pijn afdoende te kunnen bestrijden, dient u op tijd aan te geven als de pijn verergert en onacceptabel wordt.

Hoe wordt de pijn gemeten?

Regelmatig vragen we u hoeveel pijn u heeft. Veel mensen vinden het moeilijk om uit te leggen hoeveel pijn ze hebben. Daarom zijn er methoden ontwikkeld om pijn zo goed mogelijk in kaart te brengen. We vragen u uw pijn aan te geven met een cijfer. Soms gebruiken we het pijnmeetlatje.

In cijfers

Uw pijn kan vertaald worden in een cijfer. Als u het moeilijk vindt, kunt u gebruik maken van de volgende richtlijn:

  • 0-1 = geen pijn
  • 2-3 = lichte pijn
  • 4-6 = matige pijn
  • 7-8 = ernstige pijn
  • 9-10 = zeer ernstige tot onhoudbare pijn

Een pijnscore die lager is als 4, wordt beschouwd als acceptabele pijn. Dat betekent dat u geen extra medicatie of andere interventie nodig heeft om de pijn te verminderen, tenzij u gehinderd wordt door de pijn. Een pijnscore die gelijk is aan 4 of hoger is dan 4, geeft aan dat extra pijnmedicatie of een andere interventie nodig is om de pijn acceptabel te krijgen.

Dus: Wanneer de pijn oploopt naar matige pijn (pijncijfer 4-6) en deze pijn niet zakt na 10-15 minuten rust, dan raden we u aan om (extra) pijnmedicatie te vragen/in te nemen.

Belangrijk: Indien de pijn niet zakt en overgaat naar ernstige pijn, waarschuw dan de verpleegkundige! Bij ernstige pijn is aanvullende pijnbehandeling noodzakelijk en de verpleegkundige zal dit bespreken met de dienstdoende arts en zo nodig de APS of anesthesioloog.

Wanneer u op meerdere plaatsen pijn heeft, kunt u het beste uitgaan van de pijn die u ervaart in het geopereerde gebied. Sommige mensen hebben alleen pijn op bepaalde momenten, bijvoorbeeld bij bewegen. De verpleegkundige vraagt u dan ook naar de pijn in rust en tijdens bewegen. Ook controleert de verpleegkundige of u goed kunt hoesten en doorzuchten.

Pijnmeetlatje

Soms maken we gebruik van het pijnmeetlatje. Op het pijnmeetlatje staan 5 gezichtjes, die de pijn weergeven die u voelt. Door het verticale lijntje op of tussen 2 gezichtjes te schuiven, kunt u uw pijn aangeven. Op de achterkant van het latje correspondeert uw aangegeven pijn met een cijfer.

Pijnbehandeling in het ziekenhuis

Uw anesthesioloog kiest voor een methode van verdoven die de pijn na de operatie zo veel en zo lang mogelijk onderdrukt. Maar in de meeste gevallen is extra pijnstilling nodig. Daarvoor zijn verschillende methoden beschikbaar. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat we er naar streven dat uw pijn acceptabel blijft. Indien de pijn onacceptabel wordt, dan wordt in overleg met u de pijn behandeld.

Pijnbehandeling met tabletten en injecties

De meeste patiënten krijgen na de operatie op vaste tijden pijnstillers voorgeschreven. Meestal een combinatie van paracetamol en de ontstekingsremmer etoricoxib. Het is belangrijk dat u deze inneemt, ook als u geen pijn heeft. Soms wordt ook gabapentine toegevoegd om evt. zenuwpijn te voorkomen.

Het is de bedoeling dat u de onacceptabele pijn voorblijft. Als de pijn te erg wordt krijgt u een spuitje onder de huid of in de spier met een krachtige pijnstiller (morfine of piritramide). Ongeveer een half uur tot een uur na de injectie vraagt de verpleegkundige naar het pijncijfer om te controleren of het spuitje voldoende heeft geholpen.

Indien u een medicijntray heeft gekregen, krijgt u geen spuitje maar krijgt u de sterke pijnstiller oxycodon, deze tablet heeft een met morfine vergelijkbare werking.

Pijnbehandeling met een intraveneuze pomp (PCA methode)

De PCA-methode (Patient-Controlled Analgesia) is een methode waarbij u met een pompje zelf uw pijnbestrijding kan regelen. Deze methode kan op verschillende manieren worden toegepast.

Bij de pijnbehandeling met een intraveneuze pomp krijgt u eerst een infuus aangelegd. Deze pomp is verbonden met een bedieningsknop die u kort moet indrukken wanneer u te veel pijn voelt. Op dat moment wordt een pijnstiller (meestal morfine) via het infuus in uw bloed toegediend.

Hoeveel medicatie wordt toegediend en hoe vaak u mag drukken per uur, wordt door de anesthesioloog ingesteld. Aangezien elke persoon verschillend is, kunnen de instellingen van de pomp individueel worden aangepast. Bij het drukken, dient u er wel rekening mee te houden dat het effect 5 tot 15 minuten op zich laat wachten.

U hoeft niet bang te zijn dat u te veel aan pijnstillers krijgt. De pomp is zodanig ingesteld dat een overdosis onmogelijk is, kortom: u kunt veel drukken, maar nooit te veel krijgen. Als, ondanks het vele drukken, de pijn na een uur nog onacceptabel blijft, waarschuw dan de verpleegkundige.

Voor of na de operatie wordt in overleg met de anesthesioloog en verpleegkundige besloten welke manier van pijnbestrijding voor u van toepassing is.

Pijnbehandeling met een lokale katheter

Deze pijnbestrijding is een zogenaamde “regionale verdoving”. U krijgt voorafgaand aan de operatie (na het aanbrengen van de blokverdoving) een dun slangetje in uw schouder of been, afhankelijk van de plek waar u geopereerd wordt. Dit slangetje is zo dun dat u hier niets van voelt. Via dit slangetje wordt een verdovingsvloeistof toegediend die direct op de zenuw inwerkt die naar het operatiegebied loopt. U ervaart hierdoor geen of weinig pijn. Door deze vloeistof kunt u, nadat de blokverdoving is uitgewerkt, een (gedeeltelijk) verdoofde arm of been houden en kan de kracht in uw arm of been wat minder zijn. Dit gaat over wanneer de toediening van de verdovingsvloeistof gestopt wordt.

De verdovingsvloeistof kan in een korte tijd met een spuit gegeven worden of voor een langere tijd via een (PCA-)pomp.

Indien voor de pomp wordt gekozen, bepaalt de anesthesioloog de wijze van toediening:

  • Continu (zonder PCA functie)
  • Continu met hiernaast de mogelijkheid van een PCA-methode
  • Alleen de PCA methode

Met de (PCA-)pomp kunt u zelf de pijnbestrijding (plaatselijke verdoving) regelen. Het pompje is verbonden met een bedieningsknop die u kort moet indrukken wanneer u te veel pijn voelt. Op dat moment wordt (extra) pijnstilling via de lokale katheter toegediend.

Hoeveel er wordt toegediend en hoe vaak u mag drukken per uur, wordt door de anesthesioloog ingesteld. Aangezien elke persoon verschillend is, kunnen de instellingen van de pomp individueel worden aangepast. Bij het drukken dient u er wel rekening mee te houden dat het effect 5 tot 15 minuten op zich laat wachten. In verband hiermee adviseren we om niet te wachten tot de pijn te hevig wordt.

U hoeft niet bang te zijn dat u te veel aan pijnstillers krijgt. De pomp is zodanig ingesteld dat een overdosis onmogelijk is, kortom: u kunt veel drukken, maar nooit te veel krijgen. Indien, ondanks het vele drukken, de pijn na een uur nog onacceptabel blijft, waarschuw dan de verpleegkundige.

Indien er irritaties rondom de insteekopening van het slangetje ontstaan, meldt dit dan aan de verpleegkundige. Deze kan beoordelen of er een infectie ontstaat. Irritaties kunnen zijn: zwelling (harde plek), roodheid, een warm en/of pijnlijk gevoel rondom de insteekopening.